Grafische partituur
Een cirkel geeft een tromslag aan.
De driehoek geeft een klankstaaf aan.
De ster geeft een triangel aan.
Luisteropdracht
‘le Carnaval des Animaux’ (de leeuw, de
zwaan en de dolfijn)
De leeuw
Klank: De meeste tonen zijn kort. De hoogte van de tonen
varieert van hoog tot laag, de sterkte blijft nagenoeg hetzelfde. De klankkleur
varieert met de verschillende instrumenten die bespeeld worden.
Vorm: Er zit één stukje herhaling in. De rest is allemaal
variatie en sommige stukken geven contrast aan.
Betekenis: De muziek beeldt een leeuw uit.
De zwaan
Klank: De meeste tonen zijn lang. De hoogte van de tonen
varieert niet sterk. De sterkte varieert ook niet zo veel. De klankkleur
varieert een beetje, omdat de cello en de piano de enige instrumenten zijn.
Vorm: In de pianopartij zit herhaling, de cellopartij
heeft veel contrast.
Betekenis: De muziek beeldt een zwaan uit.
De dolfijn
Klank: Veel tonen zijn kort, vooral de tonen van de
piano, de tonen van de verschillende strijkinstrumenten duren langer. De hoogte
varieert niet sterk, vooral de pianopartij heeft hoge tonen. De sterkte varieert
van zacht naar steeds harder. De klankkleur varieert door de pianopartij en de
strijkers.
Vorm: Bij zowel de pianopartij, als de strijkers zit in
het begin een herhaling, verder zit er variatie en een stukje contrast in.
Betekenis: De muziek beeldt een dolfijn uit.
De twee domeinen die aan bod komen in deze les zijn
luisteren en bewegen.
De kinderen gaan analytisch en creatief luisteren.
Eerst benoemen de kinderen de verschillende hoogtes van
tonen uit het muziekstuk.
Daarna benoemen de kinderen de instrumenten.
Als laatste vraag ik welk dier het fragment uitbeeldt en
of de kinderen dit dier kunnen tekenen.
Ik kies voor een klassikale werkvorm, omdat dit in
groepen of individueel niet gaat. Als variatie kan ik de klas in drie groepen
verdelen. De ene groep kan op de leeuw bewegen, de tweede groep op het fragment
van de zwaan en de derde groep op de dolfijn.
Ik open de opdracht met het
geven van de doelen van de les, eventueel kan ik deze op het bord schrijven.
Dan vraag ik of sommigen misschien een instrument kennen of spelen. De genoemde
instrumenten schrijf ik op het bord, naast de doelen. Daarna leg ik uit dat we
naar muziekfragmenten van ‘Carnaval des Animaux’ (het dierencarnaval) gaan
luisteren.
De vragen worden na elke fragment besproken, aan het eind
mogen de kinderen bewegen op de muziekfragmenten. Na het bewegen, gaan de
kinderen in de kring zitten en vraag ik wat ze van deze les vonden en waarom.
lesvoorbereiding Lied aanleren
LESVOORBEREIDINGSFORMULIER
|
|
|
NAAM STUDENT
|
Iris Wessels
|
STUDENTNUMMER
|
1662635
|
|
|
KLAS
|
1C
|
STAGESCHOOL
|
|
|
|
STAGEBEGELEIDER
|
|
|
345
|
|
|
DATUM
|
|
VAK / ONDERWERP
|
|
|
VOORBEREIDING
Omcirkelen: Dit
is een leerkracht/
gedeeltelijk leerkracht-gedeeltelijk leerling/ leerling gestuurde les.
Dit is een zelfontworpen les.
|
DOELEN VOOR
DE LEERLINGEN
|
DOEL(EN)
+ Welk type doel; kennis en inzicht, vaardigheid of
attitude gerelateerd?
+ Wat moet deze les opleveren (product, specifiek en
meetbaar)?
+ Welk gedrag wil ik oproepen/ wat moeten de ll tijdens
de les oefenen of ervaren (procesdoel)?
|
De doelen / afspraken
voor deze les zijn:
De kinderen zingen,
niet schreeuwen. (vaardigheidsdoel)
Aan het einde
van de les kunnen de kinderen het liedje zelfstandig zingen.
(vaardigheidsdoel)
Aan het einde
van de les kunnen de kinderen het lied zingen met wisselzang (in twee
groepen). (vaardigheidsdoel)
|
LESSPECIFIEKE
BEGINSITUATIE
|
KENNIS / VAARDIGHEDEN
+ Wat weten en/of kunnen de leerlingen al?
+ Van welke
vakspecifieke theorie, didactiek, leerlijnen maak ik gebruik?
|
Ik verwacht dat de meeste kinderen al een keer hebben
gezongen. Ook kennen de kinderen de tegenstellingen die in het lied
voorkomen.
Ik maak gebruik van het KVB model. Klank; De tonen zijn
kort. De hoogte van de tonen varieert niet zoveel. De toonsterkte blijft
nagenoeg hetzelfde, alleen in het refrein is de toonsterkte iets feller. De
klankkleur varieert door alle verschillende stemmen in de groep. Vorm; Er
zit herhaling in het lied, ook variatie is stekt aanwezig. Het refrein is
contrasteren ten opzichte van het couplet, maar het refrein wordt wel elke
keer herhaald. Beeld; Het beeld dat hierbij zou kunnen ontstaan is het
strijdgevoel tussen de twee groepen, deze is duidelijk onderstreept door de
tegenstellingen die zowel in het refrein, als in het couplet naar voren
komen.
|
ONDERWIJSBEHOEFTEN
+ Wat zijn de pedagogische
en didactische onderwijsbehoeften van de groep?
+Indien van toepassing: Wat zijn specifieke individuele
onderwijsbehoeften?
|
De groep is erg druk, dus moet ik opletten dat ik
tussen de uitleg door niet te veel ruimte laat. Ook moet mijn uitleg kort
en krachtig zijn. Een derde punt waar ik op moet letten is dat na een
tijdje de spanningsboog van de kinderen op is. als dit het geval is, stop
ik eerder met de les en gaan de kinderen door met hun volgende les.
Als het lied met de tekst op het digibord wordt
afgespeeld, moet Dien op een andere plek staan. Hij kan het bord niet zien
als hij achter zijn eigen stoel staat.
|
BELEVING
+ Op welke ervaringen kan ik aansluiten?
+ Actualiteit (leefwereld)
+ Betrokkenheid
|
Ik kan aansluiten op de ervaring die de kinderen hebben
met tegenstellingen. Ook is het lied leuk om te doen vanwege het
strijdelement tussen de groepen. Kinderen vinden dit leuk om te doen.
|
MATERIALEN
|
MATERIALEN
+ Wat moet ik klaarleggen, welke leermiddelen gebruik
ik?
+ Op welke manier laat ik de materialen de lesinhoud
ondersteunen.
+ Welke methoden, bronnen gebruik ik. (APA)?
|
Het lied ‘welles nietes’ op youtube, een digibord en
een white- of krijtbord.
Ik zet het lied op youtube aan met de tekst, zodat de
kinderen goed kunnen luisteren naar de woorden. Eerst laat ik met zang
horen, later moeten de kinderen zelf zingen op de instrumentale versie. Het
bord heb ik nodig voor de woorden van het lied.
Als bron heb ik de liedbundel ‘Eigenwijs’ gebruikt.
|
LESOPBOUW
|
|
TIJD
15 / 20
Min.
|
ACTIVITEIT
Wat doe ik? Wat doen de
leerlingen?
|
Vorm
ISK
|
INLEIDING
+ Verwachtingen / doelen duidelijk maken
|
|
Ik ga vertellen wat de doelen / afspraken zijn voor
deze les. Daarna leg ik uit dat we eerst zang oefeningen gaan doen en dan
een lied zingen.
|
K
|
KERN
Houd rekening met:
LESSTOF
+ Welke informatie komt aan bod, in welke volgorde en aan wie?
+ Hoe maak ik de lesstof toegankelijk en overzichtelijk?
+ Welke vragen stel ik en aan wie?
+ Heb ik goed voor ogen wat ik met deze les wil bereiken?
+ Pendelen tussen leerstof, leerling en leefwereld.
WERKVORMEN
+ Welke werkvormen kies ik en voor wie?
+ Hoe zorg ik voor voldoende variatie in werkvormen?
BEGELEIDING
+ Welke positieve kenmerken zijn er en hoe speel ik daar op in?
+ Hoe speel ik in op onderwijsbehoeften?
+ Hoe cluster ik de kinderen in groepen.
+ Hoe stimuleer ik de motivatie van leerlingen?
+ Hoe geef ik feedback aan leerlingen?
GROEPS
MANAGEMENT
+ Wat kan ik al voorzien en hoe reageer ik daarop
+ Beurtverdeling
+ Pakken en opruimen materialen
+ Regels, afspraken
|
|
Lesstof
Allereerst leg ik de zanghouding uit die de kinderen moeten
aannemen als we gaan zingen. Ik laat het zien door zelf goed te gaan staan
en te ademen zoals het hoort als je zingt. Daarna vraag ik of de kinderen
stil achter hun stoel willen gaan staan. Als ze dat gedaan hebben, moeten
ze de goede zanghouding aannemen.
Ik begin met een paar zangoefeningen. Eerst klapper ik
mijn lippen op elkaar in verschillende toonhoogtes en -sterktes, de
kinderen doen mij na. Als tweede oefening bouw ik een toonladder op. Dit
doe ik met mijn eigen stem en de kinderen zingen mij na.
Als ik de zangoefeningen heb afgerond, begin ik met de
uitleg van het lied dat we gaan zingen. Eerst vraag ik wie dit lied al
kent, dan laat ik het lied horen met de tekst op youtube, via het digibord.
We oefenen met z’n allen het refrein. Vervolgens schrijf ik de volgende
woorden in twee kolommen op het bord: A, ja, hoog, gister, wit, zacht, wel
en vreugde (kolom 1) B, nee, laag, vandaag, zwart, hard, niet, verdriet
(kolom 2). Ik loop met de kinderen de woorden door. We zingen het lied nog
een keer met z’n allen, maar nu ook het eerste couplet erbij. Ik pak de
instrumentale versie van het lied erbij en ga deze met de kinderen zingen. Als
het refrein afgelopen is, lopen we nog een keer de woorden op het bord door
en zingen de kinderen het lied zelfstandig. Ik geef wel aan wanneer ze het
lied moeten inzetten.
Als ze het zelfstandig kunnen zingen verdeel ik de klas
in twee groepen. Groep 1 doet in het couplet de woorden uit kolom 1 en
groep 2 doet in het couplet de woorden uit kolom 2. Ook leg ik uit dat de
kinderen het refrein in twee delen moeten zingen (de ene groep ‘welles’, de
andere groep ‘nietes’). Eerst zingen de kinderen het refrein op de
instrumentale versie. Ik zing met ze mee. De tweede keer zingen de kinderen
zelf. Als derde pakken de kinderen ook het couplet erbij. Ze zingen het
eerste couplet en het refrein zelfstandig en in twee groepen.
Ik zeg dat de klas het goed gedaan heeft en dat ze wel
een applaus verdient hebben. Na het applaus gaan de kinderen weer op hun
stoelen zitten en vraag ik wat de kinderen van deze les vonden.
Werkvormen
Ik kies voor een klassikale werkvorm, omdat de uitleg
klassikaal moet worden gedaan en het eerste deel is fijner om gelijk met de
hele klas te doen. Ook heb ik gekozen voor werkgroepen, omdat dit lied met
wisselzang gezongen kan worden.
Begeleiding
Als de kinderen goed meedoen met zingen en niet
schreeuwen, geef ik ze complimenten. Als ze niet meedoen, geef ik ze
waarschuwingen. Met de tweede waarschuwing gaat het betreffende kind of
betreffende kinderen met hun armen over elkaar, stil op hun stoel zitten.
Groepsmanagement
Ik kan al voorzien dat sommige kinderen gaan
schreeuwen. In dat geval ga ik waarschuwingen geven. Bij de tweede
waarschuwing moet het kind stil en met zijn armen over elkaar op zijn eigen
stoel gaan zitten.
|
K / S
|
KLAAR / NIET
KLAAR
+ Wat kan een leerling doen als hij
klaar / niet klaar is?
|
|
n.v.t.
|
|
AFSLUITING
+ Hoe bespreek ik de les na?
+ Hoe controleer ik of leerlingen de doelen hebben bereikt?
+ Hoe evalueer ik de les met de leerlingen?
|
|
Aan het einde van de les gaan de kinderen weer op hun
eigen stoel zitten. Ik vraag of we de gestelde doelen bereikt hebben en
loop ze allemaal even langs. Daarna vraag ik wat ze van deze les vonden en
hoe ik het kan verbeteren of wat ik de volgende keer anders moet doen.
|
K
|
OVERGANG
+ Hoe zorg ik voor een overgang naar
de volgende les?
|
|
Aan het einde van de les, na het evalueren, zitten de
kinderen op hun eigen stoel en kan de uitleg van de volgende les beginnen.
|
|
|
Hier de links voor de eerste toon van het lied en het hele lied, gezongen op een instrumentale versie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten